Aardewerk
“Geen "kunstenaar" versiert mijn zerk, ofschoon ik veel in d'aarde werk!”
~ Stervende boer over zijn ultieme frustratie, niet wetende dat zijn tekst uiteindelijk op zijn grafzerk zal gezet worden, aldus zichzelf tegensprekend.
“Aardewerk? Geen kunst aan!!”
~ Zich ontlastende aardworm over de bestemming van zijn productie.
“Wanneer iets eerst veel voeten in de aarde heeft, dan een reus op lemen voeten blijkt te zijn,
om vervolgens aan scherven gaan, is het dan aardewerk?”
~ Aristoteles op het ogenblik van zijn studiekeuze.
Aardewerk is een op de vier elementen (lucht, aarde, water en vuur) gebaseerde kunstvorm, die deel uitmaakt van de Zeven Vrije Kunsten, net zoals de schilderkunst heen en weer slingert tussen kunst en ambacht, en net zoals de beeldhouwkunst een rode draad heeft, zij het dan niet "Moeder met kind", maar de bloempot.
Inhoud
Het basismateriaal[bewerken]
Het basismateriaal voor aardewerk wordt geleverd door de aardworm: de uitscheidingen van dit aarde etende dier zijn, in tegenstelling tot aarde die niet door een worm gepasseerd is, perfect bruikbaar voor aardewerk[1]. Ervaren aardewerkers (want zo heten personen die in deze kunst bedrijvig zijn) maken onderscheid tussen de uitscheidingen van verschillende soorten aardwormen, en ook tussen de verschillende soorten aarde waarin deze verschillende soorten aardwormen verschillend zitten te zijn (terwijl ze aarde verwerken, niet onbelangrijk).
De elementen[bewerken]
Onmisbaar voor de transformatie van de aardwormelijke productie tot kunst, zijn de van oudsher bekende vier elementen. Ze worden van even oudsher twee aan twee toegepast.
Aarde en water[bewerken]
De door de aardworm uitgescheiden aarde wordt vermengd met water, volgens van vader op zoon doorgegeven verhoudingen, die afhankelijk zijn van het beoogde eindproduct. Het mengsel wordt sinds de tweede helft van de XVIde eeuw "klei" genoemd, naar één der mengsels die werden op punt gesteld door de aardewerker Cassius Clay, tot groot ongenoegen van geologen, die het woord gebruiken voor één welbepaalde grondsamenstelling, en liever een woord als "plasticine" zouden toegepast zien. Hun inspanningen werden onderuitgehaald toen eind XIXde eeuw het woord als merknaam werd gedeponeerd, een fenomeen dat zich voordeed met elke vervangnaam die ze sindsdien voorstelden, zoals "silly putty"[2], "fimo"[3] en "flubber"[4].
Lucht en vuur[bewerken]
Vóór de bedwinging van het vuur door de brandweerbrigade van Scherpenheuvel op 24 juni 402.083 vóór onze tijdrekening[5], werden de uit nat gemaakte aarde gemaakte artefacten aan de lucht gedroogd. De op deze manier tot stand gekomen werkjes zijn door archeologen gemakkelijk te herkennen aan hun vormeloosheid: het drogen duurde zo lang, dat de boel inzakte vóór alles terdege gedroogd was. De combinatie van lucht met vuur versnelde het proces aanzienlijk, en leverde aardewerk op waarvan veel objecten ook nu nog herkenbaar zijn. De voorvuurlijke stroming kende, onder invloed van progressief georiënteerde kunstcritici, nog regelmatig heroplevingen: de laatste vond plaats tijdens de heerschappij van de Cobra-beweging (1948-1951).
Rode draad: de bloempot[bewerken]
Het enige artefact dat van in den beginne, ten allen tijde, overal en in alle culturen steevast in aardewerk is vertegenwoordigd, is de bloempot. Aangezien er zelfs bloempotten worden vervaardigd waar geen mens ooit een bloem gezien heeft, zoals de Sahara en de Noordpool, wordt algemeen aangenomen dat aardewerk is ontstaan in een bloemrijke streek, vermoedelijk het Middellandse-Zeegebied. Vandaar heeft deze kunst zich dan even vermoedelijk, met traditionele thema's en al, verspreid over de rest van de wereld. De alleroudste bloempotten zijn die waarop, in reliëf, een bloem te zien is, wat laat vermoeden dat de eerste aardewerkers wilden duidelijk maken waarvoor die dingen dienden. Zoals nu nog in Zuid-Europa de traditie is, werden bloemen immers geplant in eender welk misbaar recipiënt: de aardewerken bloempot was een luxe-artikel. De specifieke vorm van een bloempot maakt ook dat deze tot de weinige aardewerken ontwerpen behoort die ook zónder toepassing van vuur vrij goed hun vorm behouden. Ten behoeve van wie nog nooit aandacht besteed heeft aan een bloempot geven wij nog even deze beschrijving mee, vertaald uit een zeldzame tekst in het Oud-Aramees (gegraveerd op de bodem van een bloempot) waarin de alleroudste beschrijving is gevonden:
(...) een omgekeerde afgeknotte kegel die open is aan de basis, en gesloten aan de top, een eventuele drainage-opening niet meegerekend. De openheid van de basis laat het vullen met aarde en een bloem toe, waarzonder de naam "bloempot" doelloos zou gebleken zijn. De efficiëntie van de vulling staat of valt met het voorafgaand opwaarts plaatsen van de basis des kegels, een niet wettelijk verplichte doch sterk aangeraden bloempotpositie, die succesbevorderend werkt (...)
Verhoudingen: realiteit en fictie[bewerken]
Typisch voor deze kunst is het forceren van de grootteverhoudingen: onderwerpen die in realiteit klein zijn, worden groot weergegeven, en omgekeerd. Zo zijn aardewerken kabouters ettelijke malen groter dan echte kabouters, en krimpen mensen tot poppetjes wanneer ze in aardewerk worden weergegeven, behalve wanneer er religieuze scheppingsdriften mee gemoeid zijn (zie verder). De drijfveer achter (of onder, al naargelang de anatomie van de aardewerker) deze onderwerpbenadering is altijd een mysterie geweest: geen enkele kunstenaar heeft hierop ooit een zinnig antwoord kunnen (of willen) geven, een situatie die onvermijdelijk moest leiden tot een weelde aan complottheorieën. De bloempot is immuun voor dit verschijnsel, omdat deze nu eenmaal geen weergave is van een al bestaand object of wezen. Dit laat toe om bloempotten te vervaardigen waarvan de grootte varieert van die van een vingerhoed tot die van een flatgebouw.
Kunst of ambacht?[bewerken]
Omdat in aardewerk zowel gebruiksvoorwerpen als siervoorwerpen, verhaalvertellende en onbenoembare voorwerpen voorkomen, ontstond al meteen tweespalt toen het begrip "kunst" op de proppen kwam, en aardewerkers hun bezigheid als dusdanig erkend wilden zien, ook al omwille van de subsidies die eraan gekoppeld waren. Omdat men het na eeuwen gekibbel er maar niet over eens werd over een eventuele tweedeling kunst-ambacht, werd tijdens het Internationaal Kunstencongres van 470 vóór C. in Athene besloten om alle aardewerk als kunst te bestempelen, met uitzondering van
"... bakstenen, zelfs wanneer zij deel uitmaken van een groter kunstwerk".
Het protest van de steenbakkerijen viel best mee en weinig op, omdat men in die tijd nog zeer weinig met baksteen werkte. Op het Internationaal Kunstencongres van 466 vóór C. werd de tekst aangevuld: aardewerkers mochten voortaan
"... de door hen gemaakte objecten naar keuze 'ambachtswerk' of 'kunstwerk' noemen, en er de overeenstemmende prijs voor vragen."
Sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog wordt aardewerk door een exponentieel stijgend aantal mensen als een verouderde techniek beschouwd, een houding die voornamelijk te wijten is aan het even exponentieel toenemen van het gebruik van kunststof voor zowat alle objecten die tot dan toe traditioneel in aardewerk werden aangeboden. Bloempotten schijnen het minst hieronder te lijden te hebben, al neemt het aantal kunststofmodellen zienderogen toe.
Aardewerk en religie[bewerken]
In tegenstelling tot wat bij andere kunsten gebeurt, wordt in religie geen aardewerk toegepast, een occasionele bloempot daargelaten, en dan nog[6]. Dat taboe gaat terug tot een scheppingsmodel, waarbij een godheid de allereerste mens creëert uit een mengsel van water een aarde. Dit door niet-gelovigen als mythisch afgedaan evenement werd in de loop der tijden zo vaak geïmiteerd, en steeds met desastreuze afloop, dat het uit religieuze (of anti-religieuze) overwegingen creëren van wezens uit aarde strikt verboden werd in zowat alle godsdiensten, op de sekte van de Onzichtbare Roze Eenhoorn[7] na. Om de regelgeving niet te ingewikkeld of te bevorderlijk voor het openen van achterpoortjes te maken, werd meteen ook besloten om in religieuze context alle aardewerk te verbieden, met een dichtgeknepen oogje voor de al eerder vermelde bloempot. Dit verklaart ook waarom religieuze beelden zonder uitzondering van hout gemaakt worden, en zeer uitzonderlijk van metaal.
Om de menselijke creativiteit niet al te zeer in te perken, is er nooit een religieus verbod geweest op het creëren van menselijke wezens uit onderdelen van andere menselijke wezens, bij voorkeur overleden exemplaren. De Transylvaanse adellijke familie von Fronkensteen[8] houdt zich al eeuwen bezig met het op deze manier vervaardigen van quasi onverwoestbare werkkrachten, die helaas niet altijd goed te controleren zijn, en de familie al meer schadeclaims dan succes opbrachten. Bovendien worden de Fronkensteens/Frankensteins ervan verdacht in het geheim tóch wezens van aardewerk tot leven te wekken, en aldus menige godheid uit te dagen, maar tot dusver kon geen enkel tastbaar bewijs geleverd worden.
Ontaarde kunst[bewerken]
Lang vóór het Nazi-regime bepaalde kunstuitingen onderbracht in de als nieuw beschouwde categorie "ontaarde kunst", waren moraalridders al in het harnas tegen de uitspattingen die met aardewerk werden geassocieerd: het met de handen bewerken van een glibberig mengsel van aarde en water zou moreel minder sterke kunstenaars, en dan vooral zij die met naaktmodellen werkten, verleiden tot toepassingen van dat mengsel die eigenlijk niet meer tot aardewerk of enige andere kunst konden gerekend worden. Vreemd genoeg ontging hen allen de aanlokkelijke woordspeling die de term "ontaarde kunst" toch kon leveren, en de Nazi-versie was te grimmig om woordspelingen toe te laten.
Beroemd is het bezoek, in 1591, van Paus Innocentius XL aan het atelier van de Romeins-Britse aardewerker Cassius Clay, waar de bijna heilige man eerst uitgebreid een nog drogend aardewerken beeld van een jonge naakte vrouw bejubelde om de levensechtheid, en toen, na een onvoorzichtige aanraking zijnerzijds, het beeld zag in beweging komen. Clay had zich namelijk kort vóór het onaangekondigde hoog bezoek onledig gehouden met het insmeren van zijn favoriete model met zijn favoriete mengsel[9]. De paus schrok zó hevig, dat 's anderendaags een conclaaf moest gehouden worden om een nieuwe te kiezen. Het één worden van beeld en model lokt sinds de tweede helft van de XXste eeuw niet meer dezelfde reacties uit als in de XVIde eeuw, omdat intussen de notie van het begrip "kunst" zó sterk verbreed is, dat het onderscheid tussen beeld en model, model en beeld volledig vervaagd is, en een dergelijk voorval gewoon als "performance kunst" wordt beschouwd.
Terminologie[bewerken]
Aardewerk beschikt, net als de andere kunsten, over een heel eigen terminologie, alleen is ze exotischer, en gehoorzaamt ze aan mysterieuze gebruiksregels. Aardewerkers gebruiken bijvoorbeeld, wanneer ze het over hun bezigheid hebben, in intieme kringen het woord "boetseren", en buiten die kring het woord "modelleren". De droogtemperatuur wordt "baktemperatuur" genoemd wanneer het over culinair aardewerk gaat, maar "cuisson" voor al de rest. Aardewerkers noemen zichzelf "beeldhouwers" wanneer ze als artiest willen erkend worden, en "pottenbakkers" wanneer ze onder elkaar aan het ... potten pakken zijn, en dan bedoelen ze geen bloempotten. Inderdaad, aardewerkers hebben een heel eigen zin voor humor.
Beroemde aardewerkers[bewerken]
Het ontbreken van beroemde of zelfs maar lokaal bij naam gekende aardewerkers wordt toegeschreven aan de moeilijkheden die het aanbrengen van een "signatuur" op aardewerk oplevert. De problemen zijn velerlei:
- wanneer de aardewerker zijn naam in zijn werk grift vóór het drogen, loopt de tekst onherroepelijk onleesbaar dicht;
- wanneer de aardewerker zijn naam in zijn werk grift ná het drogen, beschadigt hij de oppervlaktestructuur, met vroegtijdige erosie als gevolg;
- wanneer de aardewerker zijn naam óp zijn werk schildert, wordt dat als een verraad van zijn kunst beschouwd, en op kunstveilingen als een teken van vervalsing gezien: eender wie kan daar immers wat opschilderen.
Aardewerk is dus de facto anoniem, wat de aantrekkingskracht van deze kunst geen deugd doet, aangezien aardewerkers niet kunnen pronken met hun werk, en kunstverzamelaars niet kunnen opscheppen met een beroemde naam.
Gloria in exelsis Sophia! | Ingelijste versie: 23 juli 2016 |
Dit sublieme artikel is de glorieuze overwinnaar van een Pieper en geldt daarmee als voorbeeld voor eenieder die perfectie nastreeft! Het artikel is daarom ingelijst op de Hoofdpagina en in de Lijst der Giganten.
|
Notenbalk[bewerken]
- ↑ Het verwerken van aarde door de aardworm wordt, volkomen terecht, eveneens "aardewerk" genoemd. Het bewerken van aarde door een landbouwer daarentegen wordt geen aardewerk genoemd, tot groot ongenoegen van de weer eens miskende en onderschatte boer.
- ↑ Aangezien deze term letterlijk kan vertaald worden als "Onnozele brij", getuigt de suggestie van weinig respect voor aardewerk.
- ↑ Oorspronkelijk en voluit "fijn modelleerspul", maar dat werd te lang gevonden, wat de achterstand op de economische realiteit (het wegpikken en registreren als merknaam) verklaart.
- ↑ Weer een samentrekking, deze keer van "fletse blubber".
- ↑ Zij waren de eerste mensen die een vuurtje stookten, om het dan met veel moeite weer te doven. Dit evenement wordt in Scherpenheuvel nog steeds herdacht met spectaculair vuurwerk, dat door de lokale brandweer wordt aangestoken én geblust.
- ↑ Religieuze bloempotten zijn haast altijd van brons, al worden er ook exemplaren in messing aangetroffen.
- ↑ Invisible Pink Unicorn voor de fijnproevers: van de zevenhonderddrieëndertig aanhangers is er slechts één niet Engelstalig. Hij staat op de verwijderlijst omdat zijn vorderingen in de taal van Shakespeare te wensen overlaten.
- ↑ Aan het begin XXste eeuw verduitst tot Frankenstein.
- ↑ Het werd naar hem "clay" genoemd, wat in het Nederlands "klei" werd.